Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juni 2021

Verzoekers hebben twee kinderen. Ze hadden de intentie om hun eerste kind, als ze een zoon zouden krijgen, te vernoemen naar de grootvader (vz.). Dit voornemen hadden zij al voordat ze kinderen zouden krijgen. Verzoekers waren ten tijde van de zwangerschap in de overtuiging dat ze een zoon zouden krijgen; althans ze hadden een grote wens om een zoon te vernoemen, maar tijdens de zwangerschap bleek uiteindelijk dat verzoekster zou bevallen van een meisje. Verzoekers zijn evengoed zeer gelukkig mee met de komst van hun dochter, maar vanwege hun focus op de vernoeming naar de grootvader (vz.) waren verzoekers niet in staat om zich open te stellen voor een andere voornaam.  De naam was niet om te vormen in een vrouwelijke variant van de vernoeming. Ze hebben om die reden niet goed kunnen nadenken over de naamkeuze van hun dochter.

Toen verzoekster beviel van haar tweede kind, kregen verzoekers wel een zoontje. Omdat hun dochter niet vernoemd is, hebben verzoekers getwijfeld of ze hun zoon vooralsnog wel wilden vernoemen. Uiteindelijk hebben verzoekers de knoop toch doorgehakt; ze hebben hem twee voornamen gegeven. Verzoekers waren er toen al snel over uit dat ze hun dochter wél willen vernoemen, en nu wensen zij graag dat hun dochter wordt vernoemd naar de grootvader (mz.).

Verzoekers hadden de intentie om hun dochter al eerder te vernoemen, maar vanwege de latere geboorte van hun zoon en i.v.m. de kosten voor de wijziging hebben zij dat niet eerder voortgezet. Ze praten nu sinds een paar jaar met hun dochter over deze wijziging en ze wil het zelf ook graag. Soms schrijft hun dochter beide namen op als ze ergens haar naam invult. Verzoekers achtten de voornaamswijziging van belang i.v.m. de afstammingsband met de grootvader, alsmede het feit dat ze qua vernoeming geen onderscheid willen maken bij beide kinderen. Ze hebben dan allebei een vernoeming.

De rechtbank wijst, gezien de motivatie van verzoekers, het verzoek toe.