Uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2021

Verzoeker komt uit een gezin waarin geestelijke en fysieke mishandelingen aan de orde van de dag zijn geweest. De ouders van verzoeker kampten met psychische problematiek en dat had zijn weerslag op verzoeker en de gezinssituatie. Verzoeker is enkele jaren geleden uit huis geplaatst en is in een pleeggezin terecht gekomen. Al op jonge leeftijd begon verzoeker een afkeer jegens zijn voornaam te ontwikkelingen, maar die afkeer werd versterkt toen de moeder van verzoeker de naam begon te gebruiken als ‘scheldwoord’, in die zin dat zij tijdens ruzies de naam uitsprak op een wijze die verzoeker veel pijn deed.

Verzoeker heeft in zijn tienerjaren stappen kunnen ondernemen om zich te bevrijden uit de gezinssituatie. Hij kwam in contact met Jeugdbescherming en toen ging het snel: verzoeker werd uit huis geplaatst en een periode van therapiesessies volgde. Al had het wijzigen van de voornaam toen geen prioriteit bij verzoeker, zag hij zich wel voor het feit gesteld dat zijn naam hem ernstig in het dagelijks leven belemmerde. De voornaam bracht hem telkens in associatie met het ingrijpende verleden met zijn ouders. Op verzoek van Jeugdbescherming is het ouderlijk gezag beëindigd via een rechtbankprocedure. Verzoeker ervaarde dit als een stuk boetedoening en zag zich gesterkt in het feit dat hij geen normale jeugd heeft gehad. Het heeft ook de wens versterkt om zijn voornaam te veranderen en een nieuw leven te beginnen.

Verzoeker wil binnenkort gaan studeren aan de universiteit en een nieuw leven gaan beginnen. Voor hem past daar een nieuwe naam bij, mede ook omdat hij via die weg vele herinneringen aan het verleden kan afsluiten. De naam zorgt in het dagelijks leven voor (ernstige) hinder bij verzoeker.

De rechtbank Oost-Brabant acht aannemelijk gemaakt dat verzoeker een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij het verzoek tot voornaamswijziging. Zij wijst het verzoek toe.