Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2020
Verzoekster is van origine afkomstig uit China en is geadopteerd. Ze ervaart in het dagelijks leven sterke hinder van haar tweede en derde voornamen, omdat dit Chinese namen zijn.
Verzoekster heeft al vanaf haar jonge jeugd leeftijd het gevoel gehad ‘Westers’ te zijn. Destijds hebben de adoptiefouders van verzoekster ervoor gekozen om haar enige vorm van binding met China te doen houden door middel van haar namen, maar deze keuze heeft verzoekster in toenemende mate tegen het zere been gestuit. Zij kan zichzelf namelijk absoluut niet met haar Aziatische afkomst identificeren. Zij ziet zich herhaaldelijk voor het feit gesteld dat zij door middel met haar tweede en derde voornaam alsnog hieraan in herinnering wordt gebracht. Ze wil van de namen af. De eerste voornaam is wel een typisch Westerse naam, zodat verzoekster daar geen problemen mee heeft.
Verzoekster wenst haar tweede en derde voornaam te wijzigen in Nederlandse namen, waarbij de initialen exact hetzelfde zullen blijven. Beide namen zijn een vernoeming naar leden van de adoptiefamilie van verzoekster. Mede gelet op het voorgaande en op basis van een eigen toelichting is verzoekster van oordeel een voldoende zwaarwichtig belang te hebben bij een verzoek tot voornaamswijziging.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een mondelinge behandeling ter zitting in te plannen. Gelet op hetgeen verzoekster aanvoert, is de rechtbank overtuigd van het zwaarwegend belang van verzoekster om haar voornaam te veranderen. Zij wijst het verzoek toe.