Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 april 2020
Verzoekster ervaart in het dagelijks leven hinder van haar voornaam. Reden is dat zij in het verleden veelvuldig getuige geweest van huiselijk geweld door haar vader. Daarbij heeft zij op jonge leeftijd – haar eerste herinneringen dateren van dat zij circa zeven jaar was – gezien hoe haar vader haar moeder sloeg. De vader van verzoekster gedroeg zich in het gezin dominant en hield alle gezinsleden in ‘het gareel’, in die zin dat zij van hem vrijwel niets mochten. Zo mocht verzoekster van haar vader niet sporten en diende zij vaak thuis te blijven als zij naar buiten wilde, wat doorging tot in de tienerjaren van verzoekster. Verzoekster heeft aldus vrijwel geen prettige herinneringen aan haar jeugd en zeker niet aan haar vader.
Later is verzoekster tot de ontdekking gekomen dat haar officiële voornaam een referentie is naar de ex-partner van haar vader. Deze ontdekking, in combinatie met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, heeft verzoekster doen besluiten dat zij per omgaande niet verder door het leven wilde onder haar officiële voornaam. Toentertijd heeft zij echter vooralsnog afgezien van het starten van een procedure tot voornaamswijziging, omdat zij rekende op vragen vanuit haar omgeving en ze zou dienen uit te leggen dat zij niet langer door het leven ging onder haar huidige officiële voornaam. Bij verzoekster zouden dan teveel feiten en omstandigheden uit haar privésituatie worden opgerakeld.
Inmiddels heeft verzoekster geen enkel contact meer met haar vader, net als haar broer en zussen. Het onderlinge contact tussen hen en haar moeder is daarentegen wel goed. Verzoekster heeft enkele jaren geleden in een gesprek met haar zus aangegeven dat zij niet langer door het leven wil onder haar huidige officiële voornaam. Samen hebben zij toen een nieuwe naam bedacht. Deze keuze heeft verzoekster veel blijdschap gebracht. Thans wenst zij haar naam ook in het maatschappelijk verkeer te voeren, maar loopt tegen een aantal hindernissen aan. Zo wenst zij bij haar huidige werkgever te worden geregistreerd onder haar nieuwe roepnaam, maar de werkgever weigert dit. Verzoekster wordt daardoor wederom met haar officiële voornaam geconfronteerd met daarbij alle associaties uit het verleden die aan de naam gekoppeld zijn. Verzoekster wil dit pertinent niet en zou daarom graag zien dat zij voortaan door het leven kan gaan onder haar nieuwe roepnaam. Zij wilt op geen enkele wijze meer in herinnering worden gebracht aan haar huidige officiële voornaam.
De rechtbank oordeelt, gezien de motivatie van verzoekster, dat er sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang. Zij wijst het verzoek (schriftelijk) toe.