Uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 augustus 2020
Verzoekers hebben een zoon van bijna een jaar oud. Destijds was er bij verzoekers veel hectiek rondom de geboorte. Verzoekster had last van een zwangerschapscomplicatie en had aanvankelijk de intentie om hun zoon de naam Milo* te geven, maar vanwege de hectiek rondom de bevalling heeft zij dit initiatief (onbewust) naar de achtergrond gedrukt. Zij was veel bezig met andere zaken.
Na de geboorte van hun zoon kreeg verzoekster al snel een grote weerstand tegen de voornaam. Dit kwam onder meer tot uiting in slecht slapen, weinig eten en een beperkte levensvreugde. Verzoekster verkeerde in de veronderstelling dat deze afkeer zou afzwakken, maar daarentegen bleven de negatieve emoties enkel toenemen. Dit ging zo ver, dat de voornaam van hun zoon in zijn geheel binnenshuis niet meer werd gebruikt, maar in plaats daarvan werd koosnamen als ‘lieverd’ en ‘schatje’ gehanteerd. Verzoekster heeft nimmer een klik gehad tussen de voornaam en haar zoon. Zij vindt de voornaam ook niet bij haar zoon passen en voor haar gevoel ‘klopt het ook niet’.
Verzoekster is n.a.v. de klachten rondom de voornaam van hun zoon naar een huisarts geweest. Die heeft haar doorverwezen naar een therapeut. Verzoekster volgt daar verschillende therapiesessies. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een postnatale depressie, maar dat de klachten van verzoekster oorzaak vinden in de voornaam van hun zoon. In samenspraak is besloten om hun zoon een andere roepnaam te geven en dit werd de naam Rob. Dit heeft een zeer positief effect op verzoekster gehad alsook op verzoeker. De minderjarige wordt nu zoveel als mogelijk door verzoekers alsmede derden aangesproken onder de voornaam Rob.
Verzoekers wensen thans de roepnaam van de minderjarige te formaliseren, zodat enerzijds ‘afstand’ wordt gedaan van de officiële roepnaam Milo en anderzijds zodat voor nu en de toekomst verwarringsgevaar omtrent de voornaam wordt voorkomen. Zij willen bewerkstelligen dat de minderjarige zich niet telkenmale zal hoeven uit te laten omtrent het verschil tussen zijn officiële voornaam en roepnaam. Het scheelt verzoekster ook veel stress, omdat zij dan ‘bevestiging’ heeft dat zij de oude roepnaam van de minderjarige definitief achterwege kan laten.
Tot slot menen verzoekers dat de huidige voornaam van de minderjarige een negatieve lading overschaduwt, terwijl zij juist trots zouden moeten zijn op zijn voornaam. Zij willen als gezin kunnen genieten en zijn voornaam met trots uitspreken, wat thans niet het geval is. De nieuwe voornaam van de minderjarige geeft hun een zeer goed gevoel en willen dan ook niets liever dan een officiële wijziging. Wel willen zij de minderjarige zijn huidige voornaam als tweede voornaam doen houden, omdat hij met deze voornaam geboren is en zij de voornaam als tweede naam wel kunnen accepteren.
* Echte voornaam is gefingeerd.