Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 augustus 2020

Verzoeker is geboren in Friesland.  Omdat zijn ouders zelf van origine Fries waren, heeft verzoeker typisch Friese voornamen gekregen. Vanaf de prille jeugd van verzoeker ervaart hij van deze voornamen hinder, omdat het vaak voorkomt dat de voornaam verkeerd wordt uitgesproken. Zelfs verzoeker zelf kon zijn eigen voornaam niet goed uitspreken, wat tot gevolg heeft gehad dat hij een sterke afkeer jegens zijn voornaam heeft ontwikkeld. Hij voelt zich ook niet met deze voornaam verbonden en telkens als hij ermee wordt geconfronteerd, voelt het voor hem alsof het om iemand anders gaat.

Toen verzoeker ging studeren, koos hij ervoor om een nieuwe voornaam te hanteren. Sindsdien gaat hij door het leven onder een door hemzelf gekozen roepnaam. Dit heeft hem gelukkig gestemd. Hij staat ook onder deze voornaam bekend bij familie, vrienden en kennissen. In sommige situaties wordt verzoeker echter toch met zijn officiële voornaam geconfronteerd, bijvoorbeeld als hij belangrijke zaken, waaronder bankzaken, dient te regelen. Voor het gevoel van verzoeker gaat het dan om iemand anders, omdat verzoeker zich al sinds begin 2000 niet meer met deze voornaam identificeert. Verzoeker wenst dat voor nu en de toekomst te voorkomen, zodat hij voortaan door het leven kan gaan onder de sinds jaar en dag bestaande roepnaam. Daarentegen wenst hij zijn tweede en derde voornaam wel gestand te doen.

De rechtbank is, gelet op de motivering van verzoeker, van oordeel dat er sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang bij het verzoek tot voornaamswijziging. Zij wijst het verzoek toe.