Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2021
Verzoekers hebben twee kinderen. Zij merken dat hun kinderen sinds hun jonge jeugd te maken krijgen met discriminatie. Zo zagen zij dat hun oudste dochter niet het juiste schooladvies kreeg en om die reden door school lager werd ingedeeld. Ze volgde vwo-onderwijs, maar ze kwam niet in aanmerking voor een specifieke vervolgopleiding, maar haar klasgenoten wel. Verzoekers hebben ook – al dan niet terecht – de indruk gehad dat hun dochter te maken heeft gehad met (naams)discriminatie; zo kreeg zij op de basisschool aanvankelijk een vmbo-kader advies, maar uiteindelijk is dit toch op aandringen van verzoekers een havo advies geworden.
Toevoeging tweede voornaam
Om toekomstige problemen rond eventuele discriminatie in te voorkomen, wensen verzoekers dat hun kinderen een tweede, Nederlandse voornaam krijgen. In recente jaren hebben verzoekers – al dan niet terecht – de indruk gekregen dat bij hun oudste dochter de naam een belemmering vormt op de arbeidsmarkt. Zo ging de oudste dochter van verzoekers in het verleden vaak persoonlijk bij bedrijven om te vragen of zij nog een stageplek over hadden; zij ontving toen amper negatieve reacties. Door de coronacrisis wordt zij nu gedwongen om online te solliciteren – althans, ze is niet in de mogelijkheid om persoonlijk bij bedrijven langs te gaan. Het is het afgelopen jaar vaak voorgekomen dat ze dan naar bedrijven belt, waarbij er dan vaak enthousiast wordt gereageerd en aan haar wordt gevraagd om een e-mailsollicitatie te sturen. Ze heeft dit het afgelopen jaar nu bij zo’n 30 bedrijven gedaan, maar ze heeft op geen enkele sollicitatie een reactie gekregen. De coronacrisis kan hieraan debet zijn, maar het oudste kind van verzoekers (en verzoekers zelf) menen dat de namen hierin een hoofdzakelijke rol hebben gespeeld; immers, anders zou haar niet zijn gevraagd om toch een sollicitatie te versturen. Het maakt het oudste kind van verzoekers onzeker; ze weet wat ze kan en in het verleden heeft ze nooit last gehad van haar namen.
Mede gezien de ervaringen rond het oudste kind van verzoekers, wensen zij dat eventuele toekomstige discriminatie de minderjarigen bespaard zal blijven. Het doen aannemen van een tweede, Nederlandse voornaam zal naar verwachting een groot deel van de hinder wegnemen. Ook zal het de minderjarigen sterken in hun gevoel van zelfvertrouwen, omdat ze alsdan niet meer hoeven te verwachten dat de naam zorgt voor een achterstand.
De rechtbank oordeelt dat verzoekers een voldoende zwaarwichtig belang hebben bij het verzoek. Zij wijst de aanvraag toe.