Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 april 2021

Verzoeker is van Nigeriaanse origine en ervaart al vanaf jonge leeftijd hinder van haar eerste voornaam, omdat deze in Nederland ongebruikelijk is. Ze is met de naam gepest geweest op school en deze hebben ertoe geleid dat verzoekster al snel een afkeer is gaan ontwikkelingen jegens haar voornaam.

Verzoekster wil aldus graag haar voornamen wijzigen. Niet alleen voornoemde pesterijen zijn in dat verband van belang, maar ook omdat de naam van verzoekster in Nederland vaak verkeerd wordt uitgesproken. De naam is vatbaar voor verschillende uitspraken, waaronder de klemtoon op bepaalde letters in haar voornaam. Verzoekster moet dan vaak aan anderen uitleggen hoe de naam wel moet worden uitgesproken en dat acht zij vermoeiend. In dit verband schaamt ze zich ook voor de naam, omdat deze in Nederland ongebruikelijk is en mede om die reden vaak verkeerd wordt uitgesproken.

Tot slot gebruikt verzoekster vanaf haar intrede op de middelbare school een zelfgekozen roepnaam. Dit stemt haar gelukkig en sindsdien gebruikt ze de naam waar mogelijk in het dagelijks leven; voornoemde ongemakken m.b.t. schaamte, verkeerde uitspraak van de naam e.d. zijn hierdoor allen weggenomen. De officiële naam komt echter nog vaak terug en omdat verzoekster de naam niet meer gebruikt in het dagelijks verkeer, levert het vaak verwarring op bij derden. Mede omdat aan de officiële voornaam van verzoekster enkel negatieve herinneringen verbonden zijn, wenst verzoekster haar roepnaam te formaliseren.

De rechtbank oordeelt dat verzoekster een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij het verzoek tot voornaamswijziging. Zij wijst het verzoek (schriftelijk) toe.