Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 december 2020
Verzoekster heeft een zoon van 10 jaar oud. Haar zoon is veel gepest geweest met zijn voornaam, wat al begon op de basisschool en zich heeft voortgezet op de middelbare school.
De zoon van verzoekster heeft een grote afkeer ontwikkeld jegens zijn voornaam en koestert al lange tijd de wens dat hij een andere voornaam kan komen te dragen. Voor hem is zijn voornaam een trauma geworden en wil op geen enkele wijze deze naam nog accepteren. Hij heeft in het verleden al veel begeleiding gehad om hem op andere gedachten te brengen, maar dat is niet gelukt. Samen met een begeleider van Connect Begeleiding is verzoekster tot de conclusie gekomen dat het voor haar zoon zeer belangrijk is dat zijn wens gehoord wordt en dat hij een voornaam krijgt die geen negatieve lading heeft. Voor de minderjarige past de voornaam Lars* bij hem. Hij wenst zodoende deze naam te formaliseren. Het is voor hem een bewuste keuze. Ondanks dat dit eerst spannend voor hem was, gebruikt hij waar mogelijk de voornaam sinds medio 2019 reeds. Iedereen in de omgeving is op de hoogte van de naam, zodoende resteert het verzoek om de voornaam ‘officieel’ te maken. Verzoekster stelt een voldoende zwaarwichtig belang te hebben bij het verzoek in de zin van de wet.
Verzoekster heeft het gezamenlijk gezag over haar zoon, samen met de vader. Partijen hebben geen affectieve relatie meer maar de vader stemt onverkort in met de wens. De rechtbank heeft n.a.v. het verzoek geen vragen en doet de zaak schriftelijk af. Zij wijst het verzoek tot voornaamswijziging toe.