Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 maart 2020

Verzoekster ervaart in het dagelijks leven sterke hinder van haar voornamen. Dit komt omdat de namen haar in herinnering doen brengen aan haar moeder, waarmee verzoekster een zeer slechte band heeft; sinds dat verzoekster zich kan herinneren, is verzoekster vernederd en uitgescholden door haar moeder. Bij meerdere gelegenheden werd zij bestempeld als zijnde ‘niks waard’ en sloeg verzoekster vaak als zij huilde. Verzoekster herinnerde zich daarbij dat haar moeder voor dat gedrag als reden opgaf, dat zij ‘dan een reden had om te huilen’.

Andere zaken die de band tussen verzoekster en haar moeder illustreren, zijn dat verzoekster bij gelegenheid het huis uit werd gezet als zij haar kamer niet opruimde. Haar werd dan toegang tot het huis pertinent ontzegt, wat zich zelfs kon voordoen als het buiten vroor. Vaak kreeg verzoekster bij wijze van straf geen eten voor de rest van de dag en werd dan pas ’s avonds door haar vader opgehaald. Op vrijwel dagelijkse basis heeft verzoekster zich voor de stelling gezien dat ‘niemand van haar houdt’ en dat de moeder van verzoekster gelukkiger zou zijn indien verzoekster er niet was.

Hier komt bij, dat verzoekster van haar moeder te horen kreeg dat ze niet gewenst zou zijn, dat ‘alles op het geboortekaartje van verzoekster een leugen betrof’ en dat ‘dat iedereen in het gezin verzoekster haatte’. Verzoekster zag zich voorts voor het verdrietige feit gesteld dat thuis vaak de tafel werd gedekt voor iedereen, behalve verzoekster. Verder werd zij bij regelmaat in huis achtergelaten als het gezin gezamenlijk leuke activiteiten ondernam; zij werd daarbij zelfs verplicht om het huis schoon te maken en het huishouden te doen; verondersteld werd door haar moeder dat ‘het toch niks met verzoekster zou worden’ en voorgehouden werd dat alles wat fout ging, de schuld van verzoekster was. Ook heeft de moeder van verzoekster haar eens naar het kindertehuis gereden om verzoekster bang te maken.

Dit alles heeft het schrijnende gevolg gehad dat verzoekster gedurende de jaren PTSS-klachten heeft ontwikkeld, met als consequentie dat zij dag en nacht dient te leven met de consequenties van de pijn en mishandelingen die zij in haar verleden heeft moeten voelen. Nog steeds heeft verzoekster met regelmaat herbelevingen in haar slaap, kampt zij met sociale angsten en heeft zij veel moeite om mensen te vertrouwen. Door middel van therapie heeft verzoekster inspanningen ondernomen om haar verleden een plek te geven, maar haar huidige voornamen staan echter een (volledig) helingsproces in de weg. Verzoekster wordt namelijk door haar namen in alle opzichten herinnerd aan haar verleden; de namen komen terug op haar ID-bewijs, diploma’s, contracten, etc. Daarbij komt dat de voornaam van de moeder van verzoekster Nanda luidt en verzoekster door haar naam aldus in vrijwel direct opzicht in herinnering aan haar moeder wordt gebracht.

Verzoekster heeft sinds een aantal jaar besloten om de roepnaam Isabelle* te dragen. Daar voelt zij zich prettig bij. Zodoende wenst zij deze naam te formaliseren. Daarnaast wenst verzoekster een doopnaam te behouden daar zij christelijk is en zij haar geloof in ere gestand wilt doen. De tweede voornaam is een afgeleide van de namen van de grootmoeders (zowel vz. en mz.). De grootmoeder van verzoekster (vz.) heeft een grote rol van betekenis gespeeld in het leven van verzoekster en daarom wenst verzoekster graag door middel van de verzochte voornaamswijziging deze rol van betekenis in erkenning te doen brengen, waarbij het belang hierbij mede moet worden bezien in het licht dat zij relatief vroeg is overleden.

Gelet op de motivatie van verzoekster wijst de rechtbank het verzoek (schriftelijk) toe. Er heeft geen mondelinge behandeling ter zitting plaatsgevonden.

* Echte voornaam is gefingeerd.