Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 februari 2021
Verzoekers hebben een zoon. Bij de geboorteaangifte hebben zij getwijfeld tussen twee namen, maar uiteindelijk kozen zij voor naam A.
Al snel hebben verzoekers na de geboorteaangifte spijt gekregen van de naamkeuze. Reden hiervoor is dat verzoekers internationaal georiënteerd zijn en anderen de naam van hun zoon in het buitenland mogelijk niet goed uitspreken. Zo is verzoekster van Nederlandse origine en is verzoeker (de man) Italiaans. Het kind is geboren in Spanje, waaruit blijkt dat partijen internationaal georiënteerd zijn.
Verzoekers willen nu dat hun zoon alsnog een tweede voornaam krijgt. Deze naam, B, hebben zij oorspronkelijk ook voor ogen gehad. Aldus zal hun zoon dan twee namen krijgen. Verzoekers denken dat dit in het belang van hun zoon zal zijn, omdat de tweede naam meer internationaal gangbaar is. Hij zal dan eventueel later kunnen besluiten om de tweede voornaam te gebruiken, mocht onverhoopt blijken dat hij van de eerste naam hinder ondervindt in het buitenland (bijv. vanwege een verkeerde uitspraak van de naam). Verzoekers vinden dit met name belangrijk, omdat verzoeker familie in Italië heeft wonen en het gezin aldus daar vaak op bezoek zal gaan. Verzoekers zullen naar verwachting ook frequent in het buitenland verblijven voor werk en woning.
Verzoekers vinden dat zij een voldoende zwaarwichtig belang hebben bij het verzoek. Ze vinden dat hun zoon er belang bij heeft dat hij een tweede voornaam krijgt. Omdat de zoon in Spanje geboren is, moet de gemeente Den Haag de geboorteakte inschrijven. De ambtenaar van de burgerlijke stand plaatst dan een aantekening van de naamswijziging op de op te maken Nederlandse geboorteakte.
De rechtbank wijst het verzoek toe en gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om de geboorteakte in te schrijven. Aldus hoeven verzoekers de geboorteakte niet eerst zelf in te schrijven bij de gemeente Den Haag (maar het kan wel). Aldus heeft het kind voortaan twee voornamen.