Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2021

Een kind van 14 jaar (niet de werkelijke leeftijd) heeft een aantal voornamen. Deze namen zijn een referentie naar zijn vader, maar het kind heeft zijn vader vrijwel nooit gekend, omdat de relatie tussen zijn ouders al vrij snel na de geboorte werd verbroken. Het kind heeft zijn vader al sinds enkele jaren na de geboorte niet meer gezien.

Het kind vindt de voornamen die naar zijn vader refereren niet prettig. De namen zijn in Nederland niet gebruikelijk en het kind wordt om die reden met de namen soms door anderen geplaagd. Hij schaamt zich om de namen. Niet alle namen zijn ongewenst, zodoende dat het kind alleen af wil van de namen die naar de vader refereren.

Normaliter wordt een verzoek tot voornaamswijziging schriftelijk afgedaan. In dit geval gelast de rechtbank bij uitzondering toch een mondelinge behandeling ter zitting, omdat zij nog vragen heeft over het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling ter zitting is ook een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De reden dat de rechtbank een zitting inplant, is om te onderzoeken of het in het belang van het kind is dat alle namen komen te vervallen; een naam is namelijk een belangrijk onderdeel van de identiteit en omdat het kind niets weet van zijn vader, is het in min of meerdere mate toch belangrijk dat hij weet van wie hij afstamt en zo bijv. een ‘aandenken’ aan zijn vader heeft. De RvdK onderschrijft dit standpunt.

Verzoekster wordt in de gelegenheid gesteld om het verzoek nog eens met haar zoon te bespreken en zo te bezien of het verzoek moet worden aangepast. Na overleg is het verzoek tot voornaamswijziging op een enkel onderdeel gewijzigd. De rechtbank wijst het gewijzigde verzoek toe.