Uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2021

Verzoeker ervaart in het dagelijks leven hinder van zijn huidige voornamen, omdat hij het christelijk geloof belijdt en zijn huidige voornamen islamitisch van aard zijn. Hij wil om die reden graag zijn voornamen wijzigen, mede omdat hij op die manier aansluiting kan zoeken bij zijn christelijke geloof. Hij vindt de associatie niet prettig.

Ook ervaart verzoeker in het dagelijks leven veel hinder van de voornamen, omdat deze in zijn beleving een discriminerend effect hebben. Hij heeft zelf in zijn omgeving gemerkt dat de namen een bepaald stigma in de hand werken en daarvan ondervindt hij nadeel. Hij heeft sterk de indruk dat sollicitatieprocedures lastiger verlopen en dat de namen daarin een prominente rol spelen. Aannemelijk is gemaakt dat hij vaak in meer of minder mate door zijn voornamen in het dagelijks leven wordt belemmerd.

Gezien de hinder die verzoeker ervaart en de onderbouwing die hij daarvoor geeft, is de rechtbank van oordeel dat verzoeker een voldoende zwaarwichtig belang bij het verzoek tot voornaamswijziging heeft. De rechtbank wijst het verzoek toe, in die zin dat twee voornamen bij verzoeker geschrapt worden. Omdat er geen verdere vragen zijn, wordt de procedure schriftelijk afgedaan (geen mondelinge behandeling ter zitting).